dinsdag 27 oktober 2009

95 stellingen

Ik ben nog bezig met het artikel over 2012 en aliens, maar er kwam vandaag iets tussendoor. De groep achter het foldertje "Evolutie of Schepping" heeft namelijk weer eens een hobby-project: 95 stellingen. Hierin worden 95 bezwaren tegen de evolutietheorie opgesomd, die samen zouden moeten bewijzen dat evolutie niet kan kloppen.

Dit is een klassiek voorbeeld van een debatteer-techniek waarbij zoveel mogelijk bezwaren worden geuit in een zo kort mogelijke tijd. De opponent zal nooit al deze bezwaren binnen de beschikbare tijd kunnen weerleggen, zodat in de ogen van een argeloze toeschouwer deze het debat lijkt te hebben verloren.

Toch is Erik van .god.voor.dommen begonnen met een serie van weerleggingen van de 95 stellingen. Ik wens hem veel succes. Zoals hij zelf al aangeeft zal hij heel wat meer tekst nodig hebben om de stellingen te weerleggen dan nodig was om ze te poneren. Hij is in ieder geval redelijk voortvarend begonnen.

Ikzelf geef de voorkeur aan een andere aanpak. Er is namelijk een verdediging tegen deze spervuur-tactiek. De website TalkOrigins heeft al jaren een lijst met veelgebruikte claims can creationisten. Sommige beweringen kwamen zo vaak voor in debatten dat men besloten heeft ze te categoriseren en te nummeren en te voorzien van antwoorden. Bij een eerste vluchtige blik op de 95 stellingen vermoedde ik al dat ik veel van deze stellingen op deze lijst terug zou vinden. Als dat zo is, dan toont dat aan dat het hier inderdaad gaat om de spervuur-tactiek, waarbij een hoog aantal argumenten de plaats moet innemen van argumenten van enige kwaliteit en originaliteit.

Laat ik eens proberen of dat klopt:


  1. De verandering van levende wezens verdergaand dan hun soortgrens (macro-evolutie) door de vorming van nieuwsoortige organen of structuren werd nog nooit waargenomen en is absoluut onbewezen. → CB901


  2. Onderzoek brengt steeds meer onsystematisch verdeelde kenmerken van levende wezens aan het licht, zodat de hypothese van een stamboom van de soorten als weerlegd moet worden beschouwd. → CB822


  3. Voor de opbouw van niet reduceerbaar complexe systemen, zoals zij in de levende wezens voorkomen, is geen mechanisme bekend. → CB200


  4. In ongeveer 19 miljoen wetenschappelijke publicaties werden van 453.732 gedocumenteerde mutaties slechts 186 als voordelig ingedeeld, waarbij bij geen enkele een toename van genetische informatie plaatsvond. → CB101, CB102


  5. De bekende evolutiemechanismen mutatie, selectie, genoverdracht, combinatie van gensegmenten, genduplicatie en andere factoren zijn niet toereikend om nieuwe bouwplannen en functies te verklaren. → CB101.2


  6. De werkverdeling en wederzijdse afhankelijkheid van vele planten- en diersoorten in een ecosysteem (biodiversiteit) weerspreekt de voorstelling van een stapsgewijs ontstaan. → CB630


  7. Symbiose en slaafs gedrag van verschillende planten en dieren kunnen middels de bekende mechanismen van evolutie niet verklaard worden. → CB630 (dit is eigenlijk hetzelfde punt als de vorige stelling)


  8. Meer dan 3.000 kunstmatige mutaties bij de vruchtvlieg Drosophila melanogaster sinds 1908 hebben geen nieuwe, voordelige bouwplannen tot stand gebracht; de vruchtvlieg bleef altijd een vruchtvlieg. → CB910.1


  9. In toenemende mate blijkt, dat grote delen van het zogenaamde Junk-DNA, die men tot voor kort als "evolutionair afval" omschreef, wel degelijk bepaalde functies vervullen. → CB130


  10. Nieuwe onderzoeken maken aannemelijk, dat zogenaamde pseudogenen, die lange tijd als functieloos beschouwd werden, wel bepaalde functies hebben. → CB130 (min of meer hetzelfde als het vorige punt)


  11. De hoop in homeotische genen (stuurgenen) de sleutelgenen voor macro-evolutionaire processen gevonden te hebben, bleef onvervuld. → eindelijk eentje die niet op de lijst staat! Geen idee chter wat ze hiermee denken aan te kunnen tonen.


  12. Rudimentaire organen (halfklare of functieloze) organen zijn geen waardeloze overblijfselen van een ontwikkeling naar boven: De meeste van deze organen hebben een concreet nut, andere tonen degeneratie. → CB360, CB360.1


  13. Hoewel het biogenetisch principe van Ernst Haeckel (1834-1919) reeds gedurende zijn leven als vervalsing werd ontmaskerd, vindt men het tegenwoordig nog in veel schoolboeken! → CB701, CB701.1


  14. In veel schoolboeken worden getalsmatige veranderingen in de populaties van de peper- en zoutvlinder als voorbeeld voor evolutie beschreven. Hierbij kan niet eens van micro-evolutie gesproken worden. → CB910.2


  15. Alle DDT-resistente insecten zijn genetische varianten, die altijd al hebben bestaan en die altijd al tegen dit insecticide bestand waren. → CB110


  16. Het feit, dat bacteriën tegen antibiotica resistent kunnen worden, is geen voorbeeld voor ontwikkeling naar boven, omdat de mutaties, die daartoe leiden, in de regel een verlies van informatie in het genoom tot gevolg hebben. → CB102 (min of meer hetzelfde als stelling nummer 4)


  17. Het hiaat (stilstand) in het fossielenverslag toont aan, dat geen nieuwe vormen en organen ontstaan en dat de basissoorten in wezen gedurende de gehele geschiedenis van de aarde onveranderd zijn gebleven. → CB901.2


  18. Opdat een levend wezen een fossiel kan worden, moet het snel met sedimenten overdekt en van de lucht afgesloten worden, omdat het anders bederft of verrot. → CC363


  19. De overgangen (missing links) van vissen naar amfibieën, van amfibieën naar reptielen en van reptielen naar vogels en zoogdieren zijn ook na 150 jaar fossielenonderzoek niet gevonden. → CC212, CC213, CC214, CC215


  20. De zogenaamde cambrische explosie (het gelijktijdig optreden van de meeste soorten) weerspreekt de theorie, dat de levende wezens gemeenschappelijke voorouders hebben. → CC300, CC301


  21. Omdat door de natuurlijke erosie de continenten na 10 miljoen jaar tot op zeeniveau zouden zijn afgesleten, zouden zich op het vasteland geen steenlagen meer kunnen bevinden, die fossielen bevatten. → CD501


  22. De grootte van verschillende rivierdelta's toont aan, dat de rivieren hoogstens sinds enige duizenden jaren in de zee stromen, hetgeen een naar men zegt sinds miljarden jaren durend proces volstrekt weerspreekt. → CD210, CD220


  23. Bij de uitbarsting van de vulkaan Mount St. Helens in het jaar 1980 zijn geologische formaties ontstaan, die in hoge mate overeenstemmen met diegenen, die in een naar men zegt vele miljoenen jaren durend proces zouden zijn ontstaan. → CH581.1


  24. De eigenschappen van de sedimentlagen, die zichtbaar en voor onderzoek toegankelijk zijn, getuigen van korte en intensieve afzettingsprocessen. → CD220.1


  25. De laaggrenzen van geologische formaties vertonen in de regel geen of slechts in geringe mate oppervlakte-erosie, bioturbatie en humusvorming, hetgeen een hoge ouderdom van de lagen weerspreekt. → CD620


  26. Polystrate fossielen, dus boomstammen en fossiele dieren, die zich over meerdere geologische lagen uitstrekken, weerspreken een langzaam ontstaan van deze lagen. → CC331


  27. Het bestaan van zogenaamde levende fossielen doet gerechtvaardigde twijfel over de gangbare interpretatie van het fossielenverslag rijzen. → CB930


  28. Vondsten van menselijke gebruiksvoorwerpen in de aardlagen, die ouder zijn dan 2 miljoen jaar, doen vragen rijzen over de betrouwbaarheid van de conventionele tijdtafels. → CC130


  29. De levensvatbare microben, die men vaak in oude zout- en steenkoollagen vindt, kunnen onmogelijk tot 500 miljoen jaar oud zijn. → Hey, nog een nieuwe. Misschien dat ik daar later nog eens apart naar kijk. Voorlopig hou ik het bij deze opmerking: het is inderdaad mogelijk dat deze bacteriën inderdaad geen 500 miljoen jaar oud zijn. Dat wil nog niet zeggen dat de aardlagen geen 500 jaar oud zijn.


  30. Nieuwe inzichten omtrent micro-evolutionaire soortenvorming (ondersoorten vorming) tonen, dat de soortenrijkdom van de fossiele zeedieren in het Nusplinger platenkalk in enkele tientallen jaren kon ontstaan. → CD203


  31. Nieuwe waarnemingen en berekeningen maken aannemelijk, dat de bekende granietdiapieren tot wel 100.000 maal snellen zijn ontstaan, dan tot nu toe werd aangenomen. → CD750, CD502


  32. "Vivum ex vivo" (Leven komt uitsluitend van leven) - deze door Louis Pasteur geformuleerde uitspraak is tot op heden niet weerlegd. → CB000


  33. Honderden zogenoemde Miller-experimenten (oersoep simulaties) konden het toevallig ontstaan van leven nog verklaren nog bewijzen. → CB025


  34. Laboratoriumexperimenten tonen, dat een toevallig ontstaan van DNA onder oersoepomstandigheden en zonder de hulp van een matrix (zoals een levende cel die biedt) niet mogelijk is. → CB010


  35. Aangezien zich in een denkbeeldige oersoep met zekerheid ook water bevonden heeft, is het onmogelijk, dat zich daarin lange aminozuurketens of zelfs complete eiwitten (proteïnen) zouden hebben kunnen vormen. → CB035.3


  36. Omdat voor de bouw van een levende cel uitsluitend linksdraaiende aminozuren geschikt zijn, is een toevallig ontstaan van cellen ondenkbaar. → CB040


  37. Er is geen mechanisme bekend, waarmee de correcte opvouwing van proteïnen mogelijk is. → CB010


  38. Een toevallig ontstaan van de juiste adressering van proteïnen in de cel is niet voor te stellen. → CB010


  39. Het mechanisme, dat de productie van proteïnen start en stopt, moet bij elke cel vanaf het begin foutloos zijn. → CB015


  40. Controle mechanismen in de cel werken elke soort overschrijdende ontwikkeling tegen, want het leven is fundamenteel op het behoud van de bestaande proteïnen (stasis) ingericht. → CB902.1


  41. Aangezien de resultaten van verschillende radiometrische meetmethoden bij hetzelfde gesteente systematisch aanzienlijk verschillen, moet bij de meetmethoden en/of hun waardebepaling een systematische fout aanwezig zijn. → CD010


  42. Metingen met een moderne Accelerator Mass Spectrometer (AMS) aan koolstofhoudende materialen zoals grafiet, marmer, antraciet en diamanten tonen een ouderdom van minder dan 90.000 jaar, desondanks wordt hen een vele miljoenen jaren hoge ouderdom toegeschreven. → CD011


  43. In gesteentelagen, die naar men zegt miljarden jaren oud zijn, kan men zirkonen vinden, die op basis van hun heliumgehalte waarschijnlijk slechts 4.000 tot 8.000 jaren oud zijn. → CD015


  44. Naast uranium-238 vervallen 52 andere elementen met een halfwaardetijd van enige microseconden tot enige duizenden jaren eveneens tot lood-206, waarmee in de berekeningen van de conventionele radiometrie geen rekening wordt gehouden. → CD002


  45. Indien men de radioactieve materialen tot op plasmatemperatuur verwarmt, zinkt de halfwaardetijd van bijvoorbeeld uranium-238 van 4,5 miljard jaar naar 2,09 minuten; dit weerspreekt de visie, dat de halfwaardetijden van radioactieve elementen constant zijn. → CF210


  46. De veel voorkomende uranium- en poloniumstralingspatronen in het graniet van het Paleozoïcum-Mesozoïcum verwijzen naar één of meerdere fasen van voorbijgaand versneld radioactief verval. → CF201


  47. De uit het binnenste van de aarde uittredende hoeveelheid helium is slechts 4% van de hoeveelheid, die men op basis van de eveneens uittredende warmte verwacht, hetgeen een ouderdom van de aarde van 4,5 miljard jaar weerspreekt. → CE001


  48. De gemeten continue afname van het aardmagneetveld wijst op een ouderdom van de aarde van minder dan 10.000 jaar. → CD701


  49. Indien de huidige processen van in- en uitvoer van zout in de wereldzeeën 3,5 miljard jaar geduurd zouden hebben, dan zouden de wereldzeeën 56 maal zoveel zout bevatten. → CD221.1


  50. Aan de hand van de hoeveelheid nikkel, die jaarlijks door de rivieren in de zeeën wordt getransporteerd en het huidige nikkelgehalte van de oceanen laat zich berekenen, dat de huidige processen sedert maximaal 300.000 jaar plaatsvinden. → CD221


  51. De bewering, dat er lange tijdsperioden nodig zijn, voor de vorming van olie, steenkool of versteend hout, werd experimenteel weerlegd. → CC361.1


  52. Aangezien er geen mechanisme bekend is, dat uit de zogenaamde singulariteit zou kunnen leiden, is het concept van de oerknaltheorie puur speculatief. → CE420 (Gaat niet over evolutie)


  53. Het ontstaan van sterrenstelsels kan binnen het kader van de oerknaltheorie niet worden verklaard. → (Gaat niet over evolutie)


  54. Ondanks een niet aflatende stroom van beweringen van veel kosmologen is het ontstaan van sterren nog steeds onopgelost. → (Gaat niet over evolutie)


  55. Hoe uit een gas- en stofschijf planeten kunnen ontstaan, is onduidelijk en in hoge mate omstreden. → (Gaat niet over evolutie)


  56. De verschillende oppervlakken van planeten en manen doen twijfel opkomen over de theorie, dat deze allen uit een homogene gas- en stofwolk zouden zijn ontstaan. → (Gaat niet over evolutie)


  57. Een 4,5 miljard jaar oud zonnestelsel is moeilijk voor te stellen, omdat enige planeten "reeds" na 10 miljoen jaar in chaotische banen kunnen geraken. → (Gaat niet over evolutie)


  58. De gemeten verandering van de afstand van de aarde tot de maan is zo groot, dat de maan bij een aangenomen ouderdom van 4,5 miljard jaar ongeveer 3,5 maal verder van de aarde zou moeten zijn verwijderd. → CE110 (Gaat niet over evolutie)


  59. Dat alle vier gasplaneten gelijktijdig ringen hebben, is opmerkelijk, aangezien deze ringen maximaal enkele 10.000den jaren oud kunnen zijn. → CE240 (Gaat niet over evolutie)


  60. In ons zonnestelsel bevinden zich veel minder kortperiodieke kometen, dan men in een miljarden jaren oud planetenstelsel zou verwachten. → CE261, CE261.1 (Gaat niet over evolutie


  61. Er bestaan in onze Melkweg veel minder supernova-restanten, dan in een vele miljarden jaren oude Melkweg zouden zijn te verwachten. → CE401 (Gaat niet over evolutie)


  62. Het systematische verschil in metalliciteit tussen ver verwijderde en nabijgelegen objecten, hetgeen volgens het model der oerknaltheorie zou zijn te verwachten, ontbreekt. → (Gaat niet over evolutie)


  63. De ongelofelijk nauwkeurige fijnafstelling van de verschillende natuurconstanten, die het aardse leven precies mogelijk maken, kan niet het resultaat zijn van blinde toeval. → CI301


  64. De kosmische microgolven-achtergrondstraling is veel gelijkmatiger, dan men volgens de oerknaltheorie verwacht. → CE420 (Gaat niet over evolutie)


  65. De huidige wetenschap onderzoekt onder het paradigma van de evolutie (macro-evolutie-, oersoep- en oerknaltheorie), waarvan de basisbegrippen niet bewezen kunnen worden. → CA202 (is deze zin eigenlijk wel grammaticaal correct?)


  66. Het gelukt niet, de wereld met zuiver natuurkundige grootheden te verklaren, want men weet niet, waar het natuurlijke ophoudt en het bovennatuurlijke begint. → CA301.1


  67. De evolutietheorie is van filosofische oorsprong (Verlichting, Rationalisme, Naturalisme) en daarom in wezen een religieus dogma met een wetenschappelijk jasje. → CA610


  68. Veel beweringen bij de evolutionaire psychologie blijken cirkelredeneringen of zijn zo vaag en algemeen geformuleerd, dat men hen slechts als geloofwaardig klinkende bedenksels kan beschouwen, die niet te bewijzen of te weerleggen zijn. → CA500, CB990, CA212


  69. De onderbouwing van de macro-evolutie met de combinatie van de factoren toevallige mutatie en noodzakelijke selectie is op grond van toevalsbegrippen per saldo steeds substantieloos, dat wil zeggen zonder zeggingskracht. → CA210


  70. Het causale evolutieonderzoek kan middels proefondervindelijke wetten (beschrijving van berekenbare en voorspelbare gebeurtenissen) onmogelijk een volgens haar eigen theorie toevallige, dus onberekenbare en onvoorspelbare ontwikkeling bewijzen. → CA211


  71. Overeenkomsten (homologe organen) zijn geen bewijs voor afstamming; zij tonen slechts, dat bij de verschillende levende wezens dezelfde basisprincipes worden toegepast. → CB821


  72. De constatering, dat er in de vrije natuur geen half klare ecosystemen bestaan en de meeste levende wezens een bijdrage aan het gemeenschappelijk welzijn van het totale ecosysteem leveren, weerspreekt een toevallige ontwikkeling. → CB630 (hadden we die niet al eens gehad?)


  73. De doelgerichtheid (teleologie) en planmatigheid, die in de ganse natuur herkenbaar zijn, weerspreken het dogma van het toevallig ontstaan van de ontelbare kosmische en biologische structuren. → CI120


  74. De vraag naar de zin van het leven kan vanuit de evolutieleer niet worden beantwoord. → CA620


  75. De in de natuur voorkomende ondoelmatige schoonheid kan met de naturalistische benadering niet verklaard worden. → (uhm, zei je niet net dat doelmatigheid in de ganse natuur herkenbaar is?)


  76. De in alle levensvormen aangetroffen code staat uitsluitend de conclusie tot een intelligente Auteur/Bron van deze informatie toe. → CB180


  77. Het concept, volgens welke de DNA-moleculen gecodeerd zijn, overtreft alle moderne menselijke informatietechnologieën verregaand en kan zich daarom niet toevallig uit levenloze materie hebben ontwikkeld. → CF003


  78. Het weten, hoe bijvoorbeeld DNA-moleculen kunnen worden geprogrammeerd, is niet voldoende, om leven te laten ontstaan; daartoe is bovendien de vaardigheid noodzakelijk, alle benodigde biomachines te kunnen bouwen. → CB015


  79. Omdat zinvolle informatie in essentie een niet-materiële grootheid is, kan zij niet van een materiële grootheid afstammen. → CB180


  80. De mens is in staat, informatie te scheppen. Aangezien deze informatie van niet-materiële aard is, kan zij niet afkomstig zijn van ons materiële deel (lichaam). → CB180


  81. De bewering, dat het universum alleen uit een singulariteit tevoorschijn gekomen zou zijn (wetenschappelijk materialisme), is in tegenspraak met de niet-materiële grootheid der informatie. → (we vallen wel een beetje in herhaling, niet?)


  82. Omdat alle theorieën van de chemische en biologische evolutie vereisen, dat de informatie alleen van materie en energie afkomstig moet zijn, kunnen wij concluderen, dat al deze concepten fout zijn. → CI010


  83. Uit de informatie volgens natuurwetten in het universum en de profetische informatie van de Bijbel laten zich bewijzen voor het bestaan van God afleiden. → CH110, CH130


  84. De zondvloedverhalen van alle oude culturen op alle vijf continenten getuigen ervan, dat in het verleden daadwerkelijk één of meer gigantische catastrofen hebben plaatsgevonden. → CG201


  85. De overblijfselen (vooral stenen gereedschap) van onze voorouders staan hoogstens enige duizenden jaren menselijke geschiedenis toe. → CC381, CB620


  86. Van de denkbeeldige gemeenschappelijke voorouder van aap en mens ontbreekt nog altijd elk spoor. → CC030, CC040


  87. Om uit een gemeenschappelijke voorouder een mens en een chimpansee te laten ontstaan, zouden minstens 75 miljoen "juiste" mutaties nodig zijn geweest, hetgeen hoogst onwaarschijnlijk is. → CB144


  88. Het rechtop lopen van de mens benodigt een gelijktijdig gecoördineerde verandering van meerdere eigenschappen in het skelet en de spieren, hetgeen een toevallige, richtingloze ontwikkeling weerspreekt. → CB340 (hoeveel variaties op het irreducible complexity thema hebben we inmiddels al gehad?)


  89. Het menselijk oog is een niet reduceerbaar complex systeem, dat Darwin reeds als mogelijk bewijs tegen zijn theorie aanvoerde.
    CA113_1, CB301


  90. Op basis van nieuwe onderzoeksresultaten staat vast, dat de plaatsing van de lichtgevoelige cellen in het menselijk oog in tegenstelling tot vroegere beweringen optimaal is ontworpen. → CB301


  91. Onderzoek van oude talen heeft getoond, dat deze aanvankelijk complexer waren en mettertijd eenvoudiger werden, wat een evolutionaire ontwikkeling naar boven weerspreekt. → CG110, CG111


  92. Onderzoek van zogenaamde bijna-dood-ervaringen toont aan, dat het bewustzijn van de mens onafhankelijk van het lichaam bestaat. → (Gaat niet over evolutie)


  93. De menselijke vaardigheid tot technische en kunstzinnige creativiteit wijst er duidelijk op, dat de menselijke geest zich niet uit materie kan hebben ontwikkeld. → CB420


  94. Geweten en ethiek kunnen zich onmogelijk ontwikkeld hebben in een miljoenen jaren durende genadeloze overlevingsstrijd. → CB411


  95. Het bestaan van het fenomeen liefde is moeilijk te verenigen met de denkbeelden van de evolutietheorie. → CB430



Zoals je kunt zien (als je het allemaal echt wil nalezen) zijn het grootste deel van de 95 stellingen inderdaad terug te leiden op de lijst van TalkOrigins. Veel ervan zelfs bijna letterlijk, bij andere is de link wat minder direct duidelijk. En in sommige gevallen gaat de stelling absoluut niet over evolutie, maar bijvoorbeeld over kosmologie, al zijn er in sommige van die gevallen toch antwoorden beschikbaar. Kortom, het zijn voornamelijk standaard argumenten waar deze groep mee komt, waar standaard antwoorden voor beschikbaar zijn. Alleen het hoge aantal stellingen laat het lijken alsof er iets van substantie aanwezig is - en wie gaat er al die stellingen nalopen, als hij of zij geconfronteerd wordt met zulk overweldigend bewijs?

(Ik, blijkbaar...)

Uiteindelijk is er natuurlijk een achterliggende reden dat deze groep deze 95 stellingen op een nietsvermoedend publiek probeert te dumpen: ze geloven dat als ze maar genoeg bewijzen tegen evolutie verzamelen, ze dan automatisch bewijs hebben voor hun eigen geloof. Ik heb daarop maar één ding te zeggen: CA510.1.

zondag 11 oktober 2009

2012: Planeet X, Nibiru

In het vorige deel van deze serie over 2012 besprak ik hoe onwaarschijnlijk het was dat de galactische uitlijning enig risico voor ons zou opleveren. Maar misschien is er een ander gevaar uit het heelal dat ons bedreigt: een passage van Nibiru, planeet X, vlak langs onze planeet.

Er is een tijdlang door astronomen inderdaad druk gespeurd naar een mogelijke tiende planeet, die zich buiten de baan van Neptunus zou moeten bevinden. Maar dat is niet de planeet X van dit verhaal. Hier gaat het om een planeet die zich volgens zekere interpretaties van oude Babylonische en Soemerische geschriften in een langgerekte baan zou moeten bevinden, met een omlooptijd van zo'n 3600 jaar. Het grootste deel van de tijd brengt deze planeet ver van de zon door, waar we hem natuurlijk niet kunnen zien, maar eens in de 3600 jaar duikt de planeet in zijn baan diep het zonnestelsel in en komt daarbij zelfs in de buurt van de aarde. Wat er dan gebeurt is niemand het echt over eens. Sommigen voorspellen de terugkeer van de buitenaardse wezens die bij hun vorige bezoek voor goden werden gehouden, en zo de basis van onze mythen en legenden werden. Volgens anderen wordt dan het aardoppervlak schoongeveegd door de zwaartekracht van planeet X, of komen er massale aardbevingen en vulkaan-uitbarstingen. Volgens weer anderen zal het magnetisch veld van de aarde zodanig verstoord worden dat het leven op de aarde onmogelijk wordt. Hoe dan ook, na de passage van planeet X zal de wereld nooit meer hetzelfde zijn.

De oorsprong van de Nibiru-mythe is uitgebreid uiteengezet in een artikel van Maarten Keulemans voor Skepsis dat ik van harte kan aanbevelen. Daarin lees je onder meer hoe veel van de informatie over Nibiru uiteindelijk afkomstig is van een vrouw die beweerde in telepathisch contact met buitenaardsen te staan. Maar om dit artikel niet te lang te laten worden wil ik daar nu niet te lang bij stil staan.

Waar ik wel bij stil wil staan is de volgende vraag: als er een onbekende planeet zou bestaan in ons zonnestelsel, waarom weet niemand dit dan? Behalve een paar vreemde vogels dan? Waarom heeft nog niemand die planeet ooit gezien? Het antwoord is misschien niet zo verrassend: het is een complot! De NASA weet ervan, maar houdt het geheim om paniek te voorkomen.

Helaas is zo'n complot uiterst onwaarschijnlijk. Het is nog onwaarschijnlijker dat zoiets ooit geheim zou kunnen blijven. Via de wetten van Kepler kun je uitrekenen wat de vorm van de baan van Nibiru moet zijn om in 3600 jaar om de zon te draaien en tevens in de buurt van de aarde te komen. Als je dan uitrekent waar die planeet zich dan nu ongeveer moet bevinden om over een jaar of drie bij de aarde te komen, dan zou de planeet zich nu al ruim binnen het zonnestelsel moeten bevinden. Als ik het goed heb uitgerekend, gebaseerd op een omlooptijd van 3600 jaar en een passage van de aarde in december 2012, dan bevind Niburu zich nu ongeveer 11.4 tot 12.2 keer zover van de zon als de aarde, afhankelijk van hoe dicht bij de zon Nibiru gaat komen. Ter vergelijking, Saturnus bevindt zich op ongeveer 9.6 keer zover van de zon als de aarde en Uranus ongeveer 19.2 keer zover. Op de afbeelding rechtsboven zie je de baan die ik voor Nibiru heb uitgerekend in rood, die van de aarde in blauw, met de banen van Saturnus en Uranis in magenta en cyaan (voor het gemak als cirkelbaan weergegeven). De locatie van Nibiru drie jaar en drie maanden voor de passage van de aarde is door het plusje aangegeven.

Waarom is dat belangrijk? Een beetje amateur-telescoop is prima in staat de grotere manen van Saturnus (zoals Titan) en Uranus (zoals Titania) waar te nemen. Dat betekent dat als er een planeet bestaat die vergelijkbaar in grootte is met de aarde, en zich nu tussen Saturnus en Uranus in bevindt, dat amateur-astronomen die moeten kunnen zien. En als Nibiru een bruine dwerg is, zoals sommigen beweren, dan zou zelfs een telescoop niet meer nodig zijn. Saturnus is immers ook met het blote oog zichtbaar en een bruine dwerg zou beduidend groter moeten zijn dan Saturnus.

Dus het is nauwelijks voorstelbaar dat het bestaan van zo'n planeet geheim zal blijven. Hoe langer waarnemingen van Nibiru uitblijven, hoe kleiner de waarschijnlijkheid dat er echt zoiets bestaat.

Maar er is iets wat het Nibiru-verhaal nog onwaarschijnlijker maakt en wat je misschien al was opgevallen als je een paar van mijn links uit dit artikel gevolgd hebt: dit is al de tweede keer dat de komst van Nibiru voorspeld wordt. Oorspronkelijk zou deze planeet namelijk al in mei 2003 langs komen. Uiteraard is er toen niks gebeurd. Maar het is een veel te mooi verhaal om zomaar los te laten. De heisa rond de Maya-kalender en 2012 was een mooie gelegenheid om het Nibiru-verhaal nog eens af te stoffen en weer in omloop te brengen. Ik heb alleen nog steeds geen goede uitleg gezien die verklaart waarom we het verhaal dit keer dan wél moeten geloven.

Volgende keer: 2012 en aliens.