zondag 8 november 2009

95 stellingen: niet-reduceerbaar complexe systemen

Behalve dat de 95 stellingen tegen evolutie vele reeds lang beantwoorde standaard-argumenten bevat, bevat deze ook een hoop onnodige herhaling. De stellingen met de nummers 03, 06, 07, 37, 38, 39 40, 72, 78, 88 en 89 zijn allemaal terug te leiden op één enkel bezwaar: sommige organen/organismen/systemen in de natuur zijn zo complex, dat alle onderdelen ervan aanwezig moeten zijn en op elkaar afgestemd moeten zijn, anders zou het geheel niet werken. En daarom kunnen ze nooit geëvolueerd zijn, want hoe kan dat alles allemaal in één keer goed ontstaan zijn? Het kan zelfs niet stapje voor stapje ontstaan zijn, want het werkt pas als het laatste stapje voltooid is. Dus moet er ergens een ontwerper zijn.

Van de 95 stellingen zijn er maar liefst elf van deze vorm. Dat is bijna 12 procent. Blijkbaar vinden ze dat dus een nogal belangrijk argument, dat ze het zo vaak herhalen. Dus daarom besloot ik dit argument eens apart onder de loep te nemen en te kijken of het steek houdt. Het is misschien aardig om daarbij als leidraad een vergelijking te gebruiken die bij de uitleg van stelling 03 vermeld wordt:
Wil een auto kunnen rijden, dan zijn er minimaal een motor, een koppeling, vier wielen en een stuurinrichting nodig. Dat een "primitieve oerauto" in een aanvankelijke "ontwikkelingsfase" ook zonder motor of zonder koppeling of zonder wielen zou hebben kunnen rijden, is even ondenkbaar als het denkbeeld dat de biodiversiteit van het aardse leven stapsgewijs zou kunnen zijn ontstaan.


Het eerste probleem is dat de meeste voorbeelden die gegeven worden niet echt onreduceerbaar complex zijn. Er bestaan wel degelijk wagens zonder motor of koppeling. Denk aan koetsen, trapauto's en handkarren. Tuurlijk, ze zijn niet zo makkelijk als wagens die door een motor worden aangedreven, maar met paard en wagen kun je meer vervoeren dan met een paard alleen - zelfs een handkar met maar twee wielen is beter dan niets. Op dezelfde manier is bijvoorbeeld het oog ook niet onreduceerbaar complex: overal in de natuur vindt je ogen zonder lens, of zonder iris. Tuurlijk, die zijn ook minder goed dan ogen met lens en iris, maar zijn nog altijd beter dan blindheid. Maar dat was juist het punt, niet? Blijkbaar is het dus wel degelijk mogelijk om stap voor stap verbeteringen toe te voegen aan het oog.

Ook hoeven onderdelen niet altijd hetzelfde doel gediend te hebben dat ze nu hebben. Stoommachines en verbrandingsmotoren werden al jaren toegepast in bijvoorbeeld gemalen en fabrieken, maar niet in auto's, want ze waren nog te groot en te log. Pas toen ze klein en licht genoeg waren werden ze ingezet om een wagen aan te drijven. De eerste auto's waren dus een nieuwe combinatie van twee reeds bestaande technologieën: verbrandingsmotoren en koetsen - en zo zagen ze er ook ongeveer uit. Op een vergelijkbare manier waren belangrijke onderdelen van de zweepstaart waarmee bacteriën zich kunnen voortbewegen, het zogenaamde flagellum, al langer in gebruik als een systeem om stoffen door het celmembraan te transporteren.

Om te begrijpen hoe een onreduceerbaar complex systeem toch kan ontstaan kunnen we misschien eens naar een nog recentere ontwikkeling van auto's kijken: elektronica. We weten dat de auto's zeg twintig jaar geleden best zonder konden. Maar auto's waarin elektronica de motor bijregelde werkten efficiënter. Op den duur werd er steeds meer gebruik gemaakt van elektronica, totdat tegenwoordig de hele motor door een computer wordt aangestuurd. Tegelijkertijd verdwenen er andere onderdelen, die overbodig geworden waren, omdat hun functie werd overgenomen door elektronica. Daardoor zal een auto tegenwoordig niet eens meer starten als je de motor-elektronica weghaalt: de elektronica is noodzakelijk geworden. Op een vergelijkbare manier kan bijvoorbeeld een symbiose ontwikkelen: een samenwerking kan eerst alleen een klein voordeel opleveren, maar naarmate er meer op de symbiose vertrouwd wordt, kan ook de afhankelijkheid toenemen, totdat de symbiose noodzakelijk is geworden. Voor gespecialiseerde organen als hart, longen en nieren geldt hetzelfde. Longen maken het bijvoorbeeld mogelijk om groter te worden dan wanneer je beperkt bent tot ademen door de huid, zoals bijvoorbeeld insecten doen. Maar als je eenmaal bent overgeschakeld naar longen, dan ben je daar dan ook 100% afhankelijk van geworden.

Uiteindelijk komt het hele argument hierop neer: wij kunnen ons niet voorstellen hoe dit stapsgewijs ontstaan is, dus is het onmogelijk. Alleen mag je die conclusie niet trekken. Een ander kan misschien wel voorstellen hoe dit gegaan kan zijn. Misschien kan daar zelfs bewijs voor gevonden worden. En in de meeste gevallen die door creationisten zijn aangedragen, is dat precies wat er gebeurd is. Bijvoorbeeld bij het immuunsysteem, of het mechanisme waardoor het bloed kan stollen.

Ongetwijfeld kunnen creationisten nog wel voorbeelden aandragen die nog niet helemaal zijn uitgezocht. Wetenschappers kunnen nu eenmaal niet overal tegelijk naar kijken en er is nu eenmaal tijd nodig om zulke complexe zaken te bestuderen. Ik zie echter niet in waarom het in die nieuwe gevallen niet net zo zal gaan als in alle voorgaande gevallen, waarbij de wetenschap uiteindelijk gewoon met een verklaring kwam. Maar als het aan de creationisten lag, zouden wetenschappers het gewoon op moeten geven. In plaats van deze systemen te bestuderen, proberen te begrijpen hoe ze werken en hoe ze ontstaan zouden kunnen zijn, zouden ze vertwijfeld de handen moeten opsteken, roepen dat het onmogelijk is, dat evolutie totale onzin is, en dat "God" het enige juiste antwoord is op alle vragen. Als we naar de creationisten hadden geluisterd, hadden we nooit geleerd wat we nu allemaal weten. En dat vind ik nog het meest verwerpelijke aan dit hele argument.

95 stellingen: is macro-evolutie onmogelijk?

Onlangs besprak ik het 95 stellingen project, een nieuw offensief tegen de evolutie en de wetenschap uit naam van het geloof. Het ging me er daar vooral om aan te tonen dat de 95 stellingen vooral bestaan uit standaard bezwaren die creationisten al jaren aandragen en waar ook al jaren antwoorden op bestaan. Maar sommige van die bezwaren verdienen wat meer aandacht. Niet zozeer omdat die bezwaren een echte uitdaging voor evolutie zijn, maar omdat ze een goed leermoment vormen. Zo ook het onderwerp van vandaag, het onderwerp van de allereerste stelling: is macro-evolutie onmogelijk?

Creationisten laten zich soms van hun welwillendste kant zien en geven dan toe dat micro-evolutie misschien wel mogelijk is: kleine wijzigingen binnen de soort. Maar daar houdt de welwillendheid dan ook op. Honden blijven honden en vinken blijven vinken: evolutie kan de soortgrens niet doorbreken, macro-evolutie is onmogelijk en nooit bewezen.

Maar wat ze er praktisch nooit bij vertellen is wat dan precies die grens tussen soorten is, of op welke manier die grens macro-evolutie onmogelijk zou maken. Laten wij dat dus eens wel vertellen.

Allereerst moeten we een definitie van "soort" hebben. Een veelgebruikte definitie is die van Ernst Mayr: een soort is een zich onderling voortplantende of mogelijk voortplantende natuurlijke populatie, die zich normaal gesproken niet voortplant met andere daarvan geïsoleerde groepen. Zo zijn paarden en ezels dus verschillende soorten, want in de natuur zullen ze niet paren. Wanneer ze dat in gevangenschap toch doen, is het resultaat doorgaans onvruchtbaar.

Deze definitie is niet perfect. Deze definitie werkt bijvoorbeeld niet voor eencelligen, maar alleen voor zich seksueel voortplantende populaties. Ook kunnen andere definities voor iets andere soortgrenzen zorgen. Voor het nut van deze discussie voldoet hij voorlopig echter prima. De definitie laat ook zien dat de grens tussen soorten vaak niet absoluut is. Sommige soorten, zoals ijsberen en bruine beren, leven voldoende apart van elkaar en in voldoende verschillende omstandigheden dat ze ook zelden paren, maar ze kunnen wel degelijk vruchtbare nakomelingen opleveren. De soorten zijn echter zo verschillend en vermenging zo zeldzaam dat we ook hier toch gerust van twee aparte soorten kunnen spreken. Maar het geeft wel aan dat de natuur zich niet zo makkelijk in duidelijke hokjes laat indelen.

Het wordt nog interessanter wanneer we naar het verschijnsel van ringsoorten kijken. Een bekend voorbeeld wordt aangetroffen onder de meeuwen. De zilvermeeuw, die ook in Nederland voorkomt, kan zich zonder problemen vermengen met zijn naaste verwant, de Amerikaanse zilvermeeuw. Deze kan zich op zijn beurt vermengen met de Oost-Siberische zilvermeeuw, welke zich weer kan voortplanten met de Siberische meeuw. Deze laatste kan zich dan weer vermengen met de kleine mantelmeeuw, die weer ook in Nederland voorkomt. Maar op de afbeelding rechtsboven kun je duidelijk zien dat kleine mantelmeeuwen (achter) en zilvermeeuwen (voor) er duidelijk anders uitzien. Ze kunnen zich ook niet onderling voortplanten. Dus we hebben nu een hele ring van soorten, waartussen we geen duidelijke soortgrenzen kunnen trekken, maar tussen de uiteinden van de ring is wel degelijk een duidelijke grens.

Wat hebben we hieraan voor het antwoord op de vraag of macro-evolutie mogelijk is? Allereerst toont het aan dat de grens tussen soorten vaak erg vaag is, soms zelfs zo vaag dat je niet kunt zien waar de ene soort begint en de andere ophoudt. Als de verschillen tussen soorten maar klein genoeg is, is het dus wel degelijk mogelijk om dit soort "grenzen" te overbruggen.

Een creationist zal dan misschien zeggen dat dat dan dus geen aparte soorten zijn. Maar tussen de uiteinden van de ring zit wel degelijk een duidelijke grens, dus we kunnen ook niet zomaar zeggen dat het om één enkele soort gaat. Ringsoorten laten bovendien zien dat deze kleine, steeds overbrugbare verschillen kunnen oplopen tot het punt dat de verschillen niet meer te overbruggen zijn.

De misvatting dat macro-evolutie niet mogelijk is, komt door de misvatting dat om een nieuwe soort te creëren, een individu in één keer zoveel mutaties moet krijgen dat deze als een aparte soort te beschouwen is. Dat zou praktisch nooit voor kunnen komen. En als dat toch gebeurt, dan heeft dit individu geen partner met precies dezelfde mutaties om zich mee voort te planten, dus de nieuwe soort zou meteen uitsterven. Daaruit zou je dan kunnen concluderen dat zich nooit nieuwe soorten kunnen vormen.

Jammer genoeg voor de creationisten werkt soortvorming zo niet. Het is duidelijk dat kleine variaties binnen een soort mogelijk zijn, want die variaties zien we overal om ons heen bij mens en dier. Zolang die variaties niet te groot zijn, kan de soort zich prima voortplanten, zelfs als hier en daar onvruchtbare combinaties van individuen zijn. Bij seksuele voortplanting worden bovendien de eigenschappen van beide ouders gemengd, wat de verschillen ook relatief laag houdt.

Maar als een deel van de populatie zich afsplitst van de hoofdgroep, bijvoorbeeld door zich op een afgezonderd eiland of continent te vestigen, dan is er geen vermenging meer om de verschillen tussen de twee populaties klein te houden. De ene groep kan zich nu anders ontwikkelen dan de andere, zeker als ze de leefomstandigheden ook nog verschillen. Na verloop van tijd kunnen net zoals bij de ringsoorten kleine verschillen zodanig oplopen, dat zelfs bij een hereniging geen vermenging meer optreedt. Misschien zien de leden van de verschillende groepen er niet meer aantrekkelijk genoeg uit voor elkaar om te willen paren, of ruiken ze verkeerd. Of misschien zijn ze niet eens meer onderling vruchtbaar. Het resultaat: je hebt nu twee soorten, waar er voorheen maar één was.

En nergens is er ook maar één individu door een "soortgrens" gegaan. In plaats daarvan is er als het ware een nieuwe grens ontstaan, waar die er eerst niet was.

Deze vorm van soortvorming heet allopatrische soortvorming en is slechts één van meerdere typen soortvoring. De natuur bevat vele voorbeelden van allopatrische soortvorming. De bekendste is misschien wel het ontstaan van nieuwe soorten vinken op de Galapagoseilanden, zoals Darwin ze gevonden had. Er is behoorlijk wat bewijs voor allerlei typen soortvorming, zowel in het lab als in het veld.

Creationisten zullen aandragen dat deze vinken nog altijd vinken zijn. Dat klopt, maar "vink" duidt dan ook niet een enkele soort aan, maar een hele familie van soorten. In de classificatie van soorten worden soorten gegroepeerd in geslachten. Deze geslachten worden dan weer gegroepeerd in families. Wanneer een soort zich in tweeën splitst, dan zijn beide soorten nog steeds lid van hetzelfde geslacht en van dezelfde familie. Dus wanneer een creationist zegt dat vinken nog steeds vinken zijn, dan weten ze ofwel niets van zelfs maar de grondbeginselen van classificatie, ofwel ze proberen opzettelijk verwarring te zaaien. Hoewel ik een combinatie van beide ook niet wil uitsluiten.

Het antwoord op de vraag of macro-evolutie onmogelijk is, moet dus duidelijk "nee" zijn. Er zijn kleine verschillen die geen barrière vormen tegen voortplanting, maar er is niets dat tegenwerkt dat deze kleine verschillen zich ophopen tot verschillen die wel te groot zijn voor voortplanting. Ringsoorten laten ons zien dat dit inderdaad mogelijk is. En in plaats van dat individuen door een soortgrens moeten gaan, is soortvorming het gevolg van populaties die zodanig van elkaar veranderen dat vermenging steeds moeilijker en zeldzamer wordt, tot het nauwelijks meer voorkomt - en dan heb je twee soorten in plaats van één.

Nee, de enige manier dat je kunt volhouden dat macro-evolutie niet mogelijk is, is als je compleet negeert wat soorten zijn en hoe evolutie echt werkt. En dat is precies wat creationisten doen.

woensdag 4 november 2009

2012: Aliens

Als je op zoek gaat naar informatie over 2012, duurt het niet lang of je komt buitenaardse wezens tegen. Wat hebben aliens allemaal te maken met 2012? En geeft dit de onheilsprofetieën voor 2012 nu echt meer geloofwaardigheid?

Bij het vorige artikel over Nibiru kwamen we zelfs al twee keer aliens tegen: de goden van de Soemeriërs zouden buitenaardse wezens zijn geweest, afkomstig van Nibiru, en weer andere aliens zouden telepathisch gegevens doorzenden over de komst van Nibiru.

Buitenaardse wezens als goden


Allereerst de buitenaardse wezens die goden werden. Het is een veelgebruikt thema in fictie: in het verre verleden wordt de aarde bezocht door buitenaardse wezens. Door hun haast magische niveau van technologie worden ze door de primitieve mensen voor goden gehouden. Terwijl de lokale bevolking ze als goden vereren, helpen de buitenaardsen de menselijke beschaving een stapje vooruit. En eindelijk weten we dan de oorsprong van de oude legendes.

Dit is leuke speculatie en je kunt er een vermakelijke film uithalen, maar er zijn mensen die serieus denken dat buitenaards bezoek in het verleden heeft plaatsgevonden. Het bekendste voorbeeld is misschien wel Erich von Däniken, met zijn boek "waren de goden kosmonauten?"

Wat voor soort bewijzen zijn er voor dit soort theorieën? Doorgaans zijn dat waslijsten van losstaande feiten die volgens de aanhangers niet passen in het verre verleden en op geen enkele andere manier te verklaren zijn: gebouwen die te precies gebouwd zijn, kalenders die te exact zijn, inscripties die op ruimteschepen lijken, verhalen van goden in vliegmachines, enzovoort.

Serieuze historici wijzen deze claims echter doorgaans af. Wat bijna alle elementen op deze lijsten gemeen hebben is dat ze behoorlijk uit hun context gehaald zijn. Piramides zijn bijvoorbeeld indrukwekkende gebouwen, maar hun voorlopers zijn overal in Egypte te vinden - inclusief de mislukkingen. En ook van de verhalen zijn doorgaans oudere varianten bekend, zodat we de geschiedenis van de gebruikte symboliek kennen. Veel van de zogenaamde niet passende feiten passen prima als je wat meer van de context weet.

En zelfs als er nog wat feiten overblijven die niet zo makkelijk te verklaren zijn, wil dat nog niet zeggen dat dat meteen bewijst dat aliens automatisch de beste verklaring zijn. Het is een nogal vergezocht idee om het op zulk wankel bewijs te kunnen baseren.

Voor de variant die het meest opduikt in de 2012-mythes moeten we echter bij Zecharia Sitchin zijn. Volgens hem waren de Anunaki, Soemerische en Babylonische goden, eigenlijk de bewoners van de planeet Nibiru, die de aarde bezochten telkens als Nibiru weer eens in de buurt was. Dit zou eens in de 3600 jaar voorkomen. Experts op het gebied van de Soemerische cultuur en taal zijn echter van mening dat deze concluses voornamelijk het gevolg zijn van vertaalfouten en het aloude "de wens is de vader van de gedachte"-principe.

Telepathisch contact


Het moet gezegd worden dat Sitchin zelf denkt dat Nibiru nog wel een jaartje of duizend wegblijft, maar er is toch aardig wat ophef over een op handen zijnde passage van Nibiru. Veel daarvan is terug te leiden op een zekere Nancy Lieder. Volgens haar werd er telepathisch contact met haar opgenomen door grijze aliens afkomstig van Zeta Reticuli. Ze bouwde een enorm aantal volgelingen op in haar online gemeenschap Zetatalk, waar ze uitlegde hoe een passage van Nibiru een ramp zou betekenen voor de aarde. Maar hoe waarschijnlijk is het nu dat ze ook daadwerkelijk echt in contact stond met aliens?

Allereerst is er geen bewijs dat er zoiets als telepathie bestaat. Zelfs als je het dubieuze bewijs accepteert voor wat vage zaken als raden aan welk plaatje iemand denkt, dan nog moet je toegeven dat er zeker geen enkel bewijs is voor hele telepathische gesprekken, compleet met complexe en abstracte denkbeelden.

Ten tweede, voor zover we weten is het niet mogelijk om informatie sneller dan het licht te versturen. Aangezien Zeta Reticuli zo'n 39 lichtjaar ver weg is, zit er tussen vraag en antwoord dus zo'n 78 jaar. Dus elk gesprek tussen ons en Zeta Reticuli zal nogal traag verlopen.

Maar het wordt alleen maar erger. Je zou verwachten dat deze zogenaamd geavanceerde aliens beschikken over geavanceerde wetenschappelijke informatie. Helaas is de informatie de deze aliens verschaffen dikwijls wetenschappelijk incorrect. Uiteindelijk is Nibiru ook niet in 2003 langsgekomen, zoals voorspeld was.

Alles bij elkaar genomen, is de kans nu echt groter dat aliens daadwerkelijk met een vrouw communiceren dan dat een vrouw dingen verzint, voor de lol, of voor aandacht? Of zelfs last heeft van hallucinaties of waandenkbeelden? Waarom zouden ze anders alleen met haar praten?

Maar er zijn nog anderen die met aliens zeggen te praten. Alleen niet met Lieber's aliens. Op deze Nederlandse site over 2012 (een tip van de 2012 pagina op startpagina.nl, waar overigens bar weinig kritische links te vinden zijn) kun je onder andere lezen over Sal Rachele, die zegt informatie door te krijgen van de Stichters. Het is een nogal onsamenhangende mix van new-age, Christelijke religie en pseudo-wetenschap. De Founders zouden hoger-dimensionale wezens moeten zijn, die het blijkbaar ook niet voor elkaar krijgen om met meer dan één persoon te communiceren. Maar volgens deze aliens ligt het gevaar in 2012 niet bij een passage van een planeet, maar in de energieën dij vrijkomen bij de uitlijning van zon, aarde en het midden van de melkweg. Die al in 1998 plaats had. Kennelijk kunnen de geavanceerdere rassen in het heelal het dus niet bepaald eens worden over het lot van de aarde.

Maakt dit de kans groter dat er dan toch zoiets bestaat als telepathisch contact met buitenaardse wezens? Nou, nee. Alweer gaat het om vage informatie, die vaak niet klopt, of anders totaal niet te verifiëren is. De informatie is regelmatig ook nog eens tegenstrijdig met dat wat anderen door zeggen te krijgen van andere aliens. Nog steeds is er geen bewijs dat telepathie werkt, en moeten we op het woord van één persoon vertrouwen dat er daadwerkelijk van telepathie sprake is. Van hallucinaties en vooral van behoefte aan aandacht weten we echter dat het bestaat en regelmatig voorkomt.

Dus wat is waarschijnlijker? Onbekende aliens of bekende menselijke tekortkomingen? Ik weet wel waar ik mijn geld op zou zetten. Nee, verhalen over aliens zijn leuk voor in de film, maar geen reden om te geloven dat er iets bijzonders gaat gebeuren in 2012.